From 1 - 10 / 138
  • Categories  

    De VCP geeft inzicht in wat, waar en wanneer Nederlanders eten en drinken en vergelijkt dit met de Richtlijnen goede voeding en voedingsnormen van de Gezondheidsraad. Het RIVM bracht dit in kaart op basis van het voedingspatroon van ongeveer 3.500 kinderen en volwassenen in de periode 2019-2021.

  • Categories    

    Re-emergence of pertussis despite high vaccination coverage in western countries, results in increased risk for severe and even fatal pertussis among newborns. For this reason, late 2015 the Dutch Health Council (HC) advised to offer 3rd trimester pertussis vaccination to pregnant women. At the start of the maternal pertussis programme late 2019, the maternal Tdap was advised from 22w of gestation onwards. Preterms, accounting for 8% of newborns in the Netherlands, are at highest risk for severe pertussis leading to prolonged hospital and intensive care admissions and sometimes death. Recently, it has become evident that despite 3rd trimester vaccination, preterms remain at high risk because the vaccination is likely given too late for sufficient antibody transfer. For this vulnerable group 2nd trimester vaccination may offer better protection because of extended time for antibody transfer. To date, most countries recommend 3rd trimester vaccination to protect young, not yet (fully) vaccinated infants. Data from England show 91% effectiveness against infant pertussis after maternal Tetanus- diphtheria -acellular Pertussis (Tdap) vaccination in the 3rd trimester. Studies focussing on preterms and protection after maternal vaccination are scarce. Two observational studies reported on effectiveness and antibody levels in cord blood of 2nd trimester vaccination in term infants. While one study showed significantly higher antibody levels after 2nd trimester vaccination (13-25 gestational weeks; GW), another study showed decreased effectiveness of 2nd trimester (<27 GW) vaccination. Only one study concerned antibody transfer in preterms and reported higher antibody levels after 2nd (n=37) than after 3rd (n=48) trimester vaccination. Aiming to contribute to setting optimal vaccine strategy of maternal pertussis vaccination in the Netherlands and elsewhere and particular for the most vulnerable group of preterms, we propose a study that compares pertussis antibody levels in preterms and terms after 2nd trimester maternal vaccination. We can compare these to data we have on 3rd trimester Tdap in terms. In addition to adequate antibody levels, success of 2nd trimester vaccination depends on acceptance of this strategy by pregnant women and professionals. Our primary endpoint is IgG anti-pertussis toxin (Pt) antibody concentration in preterms and terms at 2m of age, Pt is considered the most relevant antibody for protection against clinical pertussis. Secondary endpoints are e.g. pertussis specific antibody concentrations in preterms and terms in cord blood and in women at delivery. Determinants of acceptance of 2nd trimester maternal vaccination are also a secondary endpoint. Antibody concentrations will be assessed in serum, using a fluorescent bead-based multiplex immunoassay, with required blood volume of minimal 100µl. For the survey on acceptance, we aim to have 4 groups of 100 women each, i.e. women who are pregnant for the 1st time, women who already gave birth and in both groups women with and without a known increased risk of preterm delivery. For the immunogenicity part, we aim to have at least 60 preterms and 60 terms, as this is, according to experts, the minimum number to enable good comparisons. Pregnant women will be offered 2nd trimester pertussis vaccination. Both among acceptors and non-acceptors acceptance of 2nd trimester vaccination will be assessed. Women are first asked to participate in the acceptance part after the 1st antenatal visit to a midwife or obstetrician. They fill in a questionnaire to assess behavioral determinants and beliefs that underlie acceptance of 2nd trimester maternal vaccination. Only after this consent, women will be asked to participate in the immunogenicity part. Hereby, women will receive Tdap after they have the 20w standard anomaly ultrasound scan (20-24 GW). Vaccinated women will be followed until delivery. All preterms and a random selection of 60 terms, all of vaccinated mothers, will be followed until 2m of age, i.e. just before start of the NIP. By including both women in primary and secondary antenatal care, we aim to enrich our study population with women who are at increased risk for preterm delivery, as these women are usually seen by an obstetrician. Data from our study will determine whether 2nd trimester Tdap leads to sufficient Pt antibodiy concentration in terms and preterms compared to 3rd trimester vaccination. Furthermore, we will have knowledge about obstacles for acceptance and can tailor information for all pregnant women to overcome these. Finally, given that in near future besides pertussis other maternal vaccines are likely to become available for prevention of severe disease in newborns (RSV, GBS), in particular in preterms, this study generates essential knowledge for future vaccine policy of maternal vaccines.

  • Categories    

    <p>Datasets used for the manuscript:&nbsp;<em>Long-term wastewater monitoring of SARS-CoV-2 viral loads and variants at the major international passenger hub Amsterdam Schiphol Airport: a valuable addition to COVID-19 surveillance</em></p> <p><em>pandemic_daily_passenger_counts.tsv</em>: An overview of daily passenger arrival&nbsp;counts at Amsterdam Schiphol Airport per continent of origin during the study period 16-02-2020 - 04-09-2022</p> <p><em>pre-pandemic_daily_passenger_averages.tsv:&nbsp;</em>An overview of mean daily passenger arrival counts at Amsterdam Schiphol Airport in the pre-pandemic period 2017-2019.</p> <p><em>viral_load_data.tsv:&nbsp;</em>Flow-corrected viral load (# particles per 24h) in samples taken at the wastewater treatment plant of Amsterdam Schiphol Airport.</p> <p><em>wastewater_variant_frequencies.tsv:&nbsp;</em>SARS-CoV-2 lineage estimates in samples&nbsp;taken at the wastewater treatment plant of Amsterdam Schiphol Airport, analyzed using whole-genome tiled amplicon sequencing.</p>

  • Categories  

    genexpressie in humane neurale stamcellen na blootstelling aan stoffen

  • Categories  

    genexpressie in stamcellen na blootstelling aan verschillende concentraties ftalaten

  • Categories  

    Deze kaart geeft aan bij welke winningen oude verontreinigingen als potentiële of actuele probleemstoffen zijn aangetroffen. De kaart is gebaseerd op informatie uit de gebiedsdossiers voor drinkwaterwinningen. Bij veertig van de 215 beschouwde winningen komen stoffen voor in het onttrokken water die kunnen worden gerelateerd aan de aanwezigheid van oude bodemverontreinigingen in normoverschrijdende concentraties. Bij 54 winningen komen in het onttrokken water stoffen voor die kunnen worden gerelateerd aan oude verontreinigingen in concentraties van 75 procent van de norm. Bij 22 van deze 54 winningen komen zowel parameters voor die een probleemstof vormen als parameters die een potentiële probleemstof vormen. De aanwezigheid van deze stoffen is vaak gekoppeld aan het voorkomen van stedelijk gebied of (voormalige) industriële activiteiten of stortplaatsen in het intrekgebied. Het betreft winningen verspreid over het hele land. Dit betekent dat voor 72 winningen stoffen gerelateerd aan ‘oude’ verontreinigingen een probleem of risico vormen. Dit betreft 57 grondwaterwinningen en 15 oppervlaktewater- en oevergrondwaterwinningen. Bij de categorie oppervlaktewater- en oevergrondwaterwinningen moet worden opgemerkt dat deze categorie stoffen vooral voorkomt bij oevergrondwaterwinningen en maar een enkele maal bij oppervlaktewaterwinningen. Daarbij gaat het vaak om overschrijdingen van de signaleringswaarden in het Drinkwaterbesluit (Bijlage A, Tabel IIIc) van verschillende koolwaterstofverbindingen, maar ook om overschrijding van normen in het Drinkwaterbesluit (Bijlage A, Tabel II) zoals Polycyclische Aromatische Koolwaterstoffen (PAK's), benzeen en benzo(a)pyreen. Uit de inventarisatie blijkt niet dat bepaalde stoffen veel vaker voorkomen dan andere. De aanpak van bodemverontreinigingen vindt plaats op grond van de Wet bodembescherming. De normen en signaleringswaarden die gelden voor de bronnen voor drinkwater zijn over het algemeen lager dan de interventiewaarden die de Wet bodembescherming stelt (Anoniem, 1986). Dit verschil in normstelling leidt in de praktijk tot discussie over de noodzaak tot het aanpakken van deze verontreinigingen. Daarom biedt de Circulaire bodemsanering (Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 2012) partijen de mogelijkheid om ook over te gaan tot sanering bij concentraties die lager zijn dan de interventiewaarden, maar in de praktijk wordt deze mogelijkheid (nog) niet benut.

  • Categories    

    Algemene beschrijving herkomst De Stookwijzer geeft met kleurcodes aan wanneer ‘geen hout te stoken’ (code rood), wanneer ‘het beter is om nu geen hout te stoken’ (code oranje) of wanneer ‘op te letten omdat stoken tot overlast en luchtverontreiniging kan leiden’ (code geel). De Stookwijzer combineert de windsnelheid (m/s) uit het KNMI-Harmonie model en de luchtkwaliteitsindex (LKI) variërend van 1 (goed) – 11 (zeer slecht). Op basis van deze parameters wordt een melding gegeven per postcodegebied (PC4) in Nederland. Dit advies is Geel, Oranje of Rood. Wanneer de informatie van één van de bronnen ontbreekt wordt geen melding gegeven. Voor de actuele situatie wordt een kaart gepubliceerd met een melding per PC4-gebied in Nederland. De Stookwijzer geeft adviezen voor blokken van 6 uur (04:00-10:00, 10:00-16:00, 16:00-22:00, 22:00-04:00). Een advies wordt uiterlijk 6 uur voorafgaand aan het tijdsblok vastgesteld en verandert daarna niet meer (dus geen herberekening voorafgaand aan het tijdsblok). Attributen: advies_0 Advies voor het eerste tijdsblok (0 tot 6 uur na model_runtime). Domein: [-1, 0, 1, 2], waarbij -1 betekent geen advies, 0 betekent geel, 1 betekent oranje, en 2 betekent rood. advies_6 Advies voor het tweede tijdsblok (6 tot 12 uur na model_runtime). Domein: [-1, 0, 1, 2], waarbij -1 betekent geen advies, 0 betekent geel, 1 betekent oranje, en 2 betekent rood. advies_12 Advies voor het derde tijdsblok (12 tot 18 uur na model_runtime). Domein: [-1, 0, 1, 2], waarbij -1 betekent geen advies, 0 betekent geel, 1 betekent oranje, en 2 betekent rood. advies_18 Advies voor het vierde tijdsblok (18 tot 24 uur na model_runtime). Domein: [-1, 0, 1, 2], waarbij -1 betekent geen advies, 0 betekent geel, 1 betekent oranje, en 2 betekent rood. definitief_0 Boolean [true/false] dat aangeeft of het advies voor het eerste tijdsblok (0 tot 6 uur na model_runtime) definitief is vastgesteld. definitief_6 Boolean [true/false] dat aangeeft of het advies voor het tweede tijdsblok (6 tot 12 uur na model_runtime) definitief is vastgesteld. definitief_12 Boolean [true/false] dat aangeeft of het advies voor het derde tijdsblok (12 tot 18 uur na model_runtime) definitief is vastgesteld. definitief_18 Boolean [true/false] dat aangeeft of het advies voor het vierde tijdsblok (18 tot 24 uur na model_runtime) definitief is vastgesteld. lki Berekende LuchtKwaliteitsIndex voor het eerste tijdsblok. Domein: [-1, 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11], waarbij -1 betekent dat er geen waarde is berekend en 1 tot en met 11 de indexwaarden van de LuchtKwaliteitsIndex zijn. model_runtime Datum en tijd waarop de berekening is uitgevoerd. Formaat: "dd-mm-jjjj uu:mm". pc4 String van vier cijfers die aangeeft voor welk postcode4-gebied het advies is berekend. wind Gemiddelde windsnelheid in het eerste tijdsblok (0 tot 6 uur na model_runtime), uitgedrukt in meters per seconde (m/s). wind_bft Gemiddelde windsnelheid in het eerste tijdsblok (0 tot 6 uur na model_runtime), uitgedrukt in Beaufort (Bft).

  • Categories  

    Data is niet algemeen beschikbaar. CC-BY 4.0 licentie betreft de metadata niet de dataset De NECCST dataset omvat gegevens van 5700 vrouwen in Nederland die ooit hebben meegedaan aan de chlamydia screening implementatie tussen 2008 en 2011 en toen hebben aangegeven benaderd te kunnen worden voor vervolgonderzoek naar seksueel overdraagbare aandoeningen. Dat is in 2015 gebeurd in het kader van de Nederlandse chlamydia cohort studie (NECCST). Door middel van een informed consent kregen vrouwen toegang tot een online vragenlijst met vragen over demografie, chlamydia historie, zwangerschappen, lange termijn complicaties van chlamydia zoals chronische buikpijn, buitenbaarmoederlijke zwangerschappen, infertiliteit, anticonceptie en seksueel risico gedrag. De vragen opnieuw gesteld in 2017 en 2019. The NECCST dataset contains information of 5700 females in the Netherlands who participated in the Chlamydia Screening Implementation project between 2008 and 2011. All women that agreed to be asked for follow-up research were invited to participate in the Netherlands Chlamydia Cohort Study in 2015. After informed consent women answered questions in an online survey on demographics, history of chlamydia, pregnancies, long term complications of chlamydia like pelvic inflammatory disease (PID), ectopic pregnancies, tubal factor infertility, anticonception and sexual risk behavior. Other questionnaire rounds took place in 2017 and 2019.

  • Categories  

    Genexpressie in keratinocyten na blootstelling aan sensibiliserende of irriterende stoffen

  • Categories    

    Locaties van alle ziekenhuizen in Nederland (algemene en academische ziekenhuizen inclusief de buitenpoliklinieken). Het betreft de situatie van september 2013. Het bestand bestaat uit een locatienaam, organisatienaam en adresgegevens.